beweging


kunstzinnige oriëntatie: beweging

Toelichting en verantwoording

betekenisvolle onderwerpen en thema's Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • betekenisvolle onderwerpen en thema's uit de verschillende leergebieden en de directe belevingssfeer van de kinderen, bijvoorbeeld je eigen lijf, mensen, dieren, seizoenen, het weer, water, de zee, speelgoed, feest, sprookjes en verhalen, gedichten, prentenboeken, materiaal als inspiratiebron. De actuele belangstelling van kinderen voor specifieke spelletjes, tv programma's, enzovoort
Inhoud voor: groep 3 en 4
  • de onderwerpen van groep 1 en 2 komen weer aan de orde, maar dan op een ander niveau
  • nieuwe onderwerpen/thema 's zijn bijvoorbeeld: beroepen, vervoermiddelen, op vakantie, verhalen, gedichten, liedteksten, oude dansspelletjes
Inhoud voor: groep 5 en 6
  • onderwerpen en thema's uit wereldoriëntatie en kunst, bijvoorbeeld het menselijk lichaam, zintuigen, sport, reizen, machines, de krant, tijd, geschiedenis, kinderliteratuur, poëzie, verschillende dansstijlen uit heden, verleden en andere culturen, dans als beroep en danstheater
Inhoud voor: groep 7 en 8
  • onderwerpen en thema's uit vorige groepen worden uitgediept.
  • nieuwe onderwerpen zijn bijvoorbeeld:
    danstrends, subcultuur, gevoelens, mode, kleding, dans als kunstvorm, dans en theatervormgeving, muziekstijlen in relatie tot dans, de geschiedenis van dans

gebruik van danselementen Van toepassing voor: groep 1 en 2; groep 3 en 4; groep 5 en 6; groep 7 en 8;

Inhoud voor: groep 1 en 2
  • gebruik van de danselementen tijd, kracht, ruimte en bewegingskwaliteiten in dansexpressie en kinderdans:
    • je verplaatsen in de ruimte
    • dansen op de plaats
    • dansen met het hele lichaam
    • dansen met afzonderlijke lichaamsdelen
    • dansen op verschillende soorten muziek
    • dansen en zingen
    • dansen als groep ieder voor zich
    • dansen in tweetallen
    • dansen in verschillende opstellingen (bijvoorbeeld kring, rij, slinger)
Inhoud voor: groep 3 en 4

als groep 1/2 +

  • gebruik van de danselementen tijd,
    kracht, ruimte en bewegingskwaliteiten in dansexpressie en kinderdans:
    • variatie in manieren van je verplaatsen in de ruimte
    • tegenstellingen tussen dansen en stil staan
    • in lagen dansen (hoog/laag)
    • in verschillende richtingen dansen
    • verschillende vloerpatronen dansen
    • dansen in tweetallen en kleine groepjes
    • samen een kleine eigen dans maken
Inhoud voor: groep 5 en 6

als groep 3/4 +

  • bewust gebruik van de danselementen tijd,
    kracht, ruimte en bewegingskwaliteiten in dansexpressie en kinderdans:
    • experimenteren met geïsoleerde en totaalbewegingen
    • experimenteren met tegenstellingen in tijd ruimte en kracht
    • experimenteren met bewegingskwaliteiten
    • tijdens het bewegen van laag veranderen (van hoog naar laag)
    • evenwicht en balans houden
    • dansen met bestaande en zelfbedachte passen
    • samen een kleine dans ontwerpen en presenteren in tweetallen of groepjes
Inhoud voor: groep 7 en 8

als groep 5/6 +

  • bewust gebruik van de danselementen tijd,
    kracht, ruimte en bewegingskwaliteiten in dansexpressie en kinderdans:
    • leiden en volgen in tweetallen/groepjes
    • gelijktijdig dezelfde bewegingen dansen
    • dans opbouwen: begin, kern en einde
    • aandacht voor vormgevingselementen
    • passen en dansfiguren ontdekken, imiteren, herhalen
    • bestaande dansen gebruiken als inspiratiebron voor eigen dans
    • samen een eigen dansvoorstelling ontwerpen en presenteren

Toelichting: Dansexpressie

Op basis van betekenisvolle onderwerpen en diverse inspiratiebronnen (afbeeldingen, verhalen, rekwisieten, muziekfragmenten) geven kinderen ideeën, gevoelens, ervaringen en gebeurtenissen vorm in dans.

Toelichting: Dans uit verschillende culturen

Volksdansen die tot op zekere hoogte bewerkt zijn voor kinderen, zodat ze technisch haalbaar zijn voor een bepaalde leeftijdsgroep. Ze worden aangeboden op een manier die goed aansluit bij hun belevingswereld en het dansplezier vergroot.

Toelichting: Stops

Kinderen bewegen door de ruimte. Op een bepaald teken 'bevriezen' ze in een bepaalde houding.

Toelichting: Geïsoleerde bewegingen

De kinderen maken verschillende bewegingen met de afzonderlijke lichaamsdelen: bijvoorbeeld alleen het hoofd, een arm, een been.

Toelichting: Totaal bewegingen

De kinderen bewegen alle lichaamsdelen tegelijkertijd.

Toelichting: Van laag te veranderen

In voortbeweging van hoog naar laag dansen en van laag naar hoog.

Toelichting: Een straat

De kinderen staan in twee rijen tegenover elkaar en vormen de straat. Andere kinderen lopen of huppelen daar tussen door.

Toelichting: Dansfiguren

Vormen waarop twee of meer mensen samen dansen, bijvoorbeeld dansen in paren met de armen om elkaars middel en de linkerarm omhoog of de ene danser op de knie, de ander beweegt eromheen.

Toelichting: Tijd

  • Duur: kortere of langere tijd bewegen.
  • Tempo: snel of langzaam bewegen (versnellen, vertragen, stoppen, slow motion).
  • Ritme: regelmatig, onregelmatig.
  • Frasering: begin, verloop, einde van een beweging.

Toelichting: Kracht

Beweging uitgevoerd met spanning, ontspanning; zwaar of licht bewegen.

Toelichting: Ruimte

  • Verschillende richtingen waarin je danst: voor, achter, links, rechts, diagonaal, in cirkels en patronen.
  • Verschillende lagen waarin je danst: hoog (op de tenen, springen), midden (gebogen romp, knieen) of laag (op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend).

Toelichting: Bewegingskwaliteiten

Bijvoorbeeld de vloeiende beweging van stromend water of de staccatobeweging van een robot. Deze bewegingen worden bepaald door op een bepaalde manier gebruik te maken van tijd kracht en ruimte.

Toelichting: Kinderdans

Bij kinderdans leren kinderen dansen uitvoeren met min of meer vaste structuren. Deze dansen zijn voor een deel gebaseerd op bestaande kindervolksdans en aangepast aan het niveau van de verschillende jaargroepen.

Toelichting: Lagen

  • Hoog: op de tenen, springen.
  • Midden: gebogen romp, knieën.
  • Laag: op de grond zittend, kruipend, liggend, rollend.

Toelichting: Verschillende richtingen

Voor, achter, links, rechts, diagonaal, cirkels en patronen.